De afgelopen jaren zijn de gemeenten in Nederland overspoeld door ontwikkelaars van grondgebonden zonneparken en is de druk op publieke organisaties die voor iedere subsidieronde de benodigde Omgevingsvergunning moeten verlenen toegenomen. Omdat de realisatie en exploitatie van zonneparken in het merendeel van de gevallen niet binnen het huidige bestemmingsplan van de beoogde locaties past, moet in veel gevallen een planologische afwijking in de aanvraag van de Omgevingsvergunning worden opgenomen of moet het bestemmingsplan van de beoogde locatie worden aangepast. De procedure die hiervoor moet worden doorlopen neemt veel tijd in beslag en brengt hoge kosten met zich mee voor zowel de gemeente als de ontwikkelaar. Deze investering moet echter worden gedaan zonder enige zekerheid op realisatie – het is immers nog onzeker of de benodigde SDE+ subsidie zal worden verkregen (bijv. als er veel aanvragen zijn door projecten met lagere kostprijs zoals windprojecten).
Om deze investering in de beginfase van een project te beperken, heeft een aantal gemeente in de afgelopen jaren ervoor gekozen om, verwijzend naar artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, een tijdelijke (10-jarige) Omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark te verlenen waardoor een reguliere procedure kon worden doorlopen. Een begrijpelijke strategie gezien de risico-rendement-verhouding in dit vroege stadium van een dergelijk project. Sinds de recente uitspraak van de Raad van State – de hoogte bestuursrechter in Nederland – van 4 april j.l. waarin wordt aangegeven dat het verlenen van de tijdelijke Omgevingsvergunning voor zonnepaken is toegestaan, hebben wij van meerdere gemeenten vernomen dat deze strategie ook hun voorkeur heeft. Dit brengt echter de realisatie van het zonnepark niet dichterbij.
De SDE+ subsidie die voor zonneparken wordt verleend is namelijk een zogenaamde productiesubsidie, hetgeen betekent dat er subsidie wordt uitgekeerd voor iedere eenheid energie (kWh) die door het zonnepark wordt geproduceerd voor een duur van 15, of in sommige gevallen, 16 jaar. Het belang voor RVO.nl – de uitvoerende dienst van het ministerie van EZ die de subsidieaanvragen beoordeelt en de subsidie beschikt – is dat de projecten die een subsidie ontvangen ook daadwerkelijk, het liefst op zo’n kort mogelijke termijn, worden gerealiseerd en leiden tot een verdere verduurzaming van onze energievoorziening. RVO.nl realiseert zich momenteel heel goed dat de businesscase van een zonnepark met een looptijd van 10 niet sluitend is en dat de tijdelijke Omgevingsvergunningen daardoor geen enkele zekerheid zullen geven op realisatie. De initiatiefnemers zullen in dergelijke gevallen na het verkrijgen van de SDE+ subsidie altijd een nieuwe Omgevingsvergunning met een langere looptijd moeten aanvragen waarvoor dan toch weer de verlengde procedure zal moeten worden doorlopen, incl. alle risico’s van dien. RVO.nl heeft daarom in de brochure van de SDE+ Voorjaarsronde 2018 nadrukkelijk opgenomen dat een tijdelijke Omgevingsvergunning onvoldoende is voor verkrijgen van een SDE+ subsidie.
Kortom: tijdelijke Omgevingsvergunningen leiden niet tot realisatie van een zonnepark en de versnelling van de energietransitie. Dus gemeenten, houd uw burgers en overige belanghebbenden dus niet voor de gek door een ogenschijnlijke lichte procedures te volgen – het zorgt namelijk voor onnodige onrust en leidt uiteindelijk nergens toe. Hanteer daarentegen de procedures die daadwerkelijk overeenkomen met het plan; dus zorg dat alleen Omgevingsvergunningen van ten minste 15 jaar zullen worden verleend.