Het Klimaatakkoord is er! Een sterk staaltje polderen met aan de Gebouwde Omgeving tafel aanzienlijke resultaten. Een paar hoofdpunten:
- De energiebelasting op aardgas gaat omhoog en die op elektriciteit juist omlaag. Hierdoor blijven de energielasten voor de consument neutraal en wordt isolatie aantrekkelijker;
- Door de verschuiving van de energiebelasting worden de business cases voor aardgasvrije opties beter haalbaar;
- Normen voor isolatie en installaties als warmtepompen moeten zorgen voor nog meer stimulering van aardgasvrije opties en energiebesparing;
- Gemeenten moeten voor 2021 aan de slag met transitievisies en wijkuitvoeringsplannen;
- Gebouw gebonden financiering, gecombineerd met een bewonersparticipatieproces waarvoor principes worden opgesteld, moeten de woningeigenaar over de streep trekken.
Dit akkoord is pas een hoofdlijnenakkoord en zal de komende maanden verder uitgewerkt worden. Met de drie hieronder genoemde essentiële succesfactoren geven wij alvast handvatten om de implementatie krachtig op gang te brengen.
1. Corporaties als startmotor, warmtetransitie als leidende factor
Woningcorporaties worden verplicht om aan de slag te gaan. Van de 50.000 woningen per jaar in 2021, het tempo dat Diederik Samsom de komende jaren wil creëren, worden zij als startmotor verwacht het gros op zich te nemen. De first movers onder de corporaties worden gecompenseerd via de verhuurdersheffing.
Corporaties moeten dus een omslag maken en zich realiseren dat de warmtetransitie leidend gaat worden in hun planningen. Bij de grote versnelling die zij op gang moeten brengen hoort een gebiedsgerichte aanpak. Voor de eerste aardgasvrije complexen in bestaande wijken zullen vooral warmtenetten als goedkoopste en meest geschikte alternatief uit de bus komen, soms als uitbreiding van een bestaand warmtenet, soms met een kleinschalige lokale en duurzame warmtebron. Woningcorporaties zullen hun planningen voor isolatie en andere werkzaamheden moeten gaan afstemmen op deze plannen voor collectieve warmte in de eerste wijken, en moeten daarvoor meer gaan samenwerken met elkaar, met de gemeente en met energieleveranciers.
2. Zorg voor een echt aantrekkelijk aanbod voor bewoners
Voor huurders is het uitgangspunt dat hun woonlasten gelijk blijven. Grootschalige inkooptenders en de aanpassing van het belastingstelsel moeten de grote verbouwing voor de corporaties, en dus huurders, betaalbaar maken. Maar voor particuliere woningbezitters is het een stuk lastiger.
De belofte van de gebouwgebonden financiering zoemt al een tijdje rond in de duurzame wandelgangen. Dat er nu concrete afspraken over zijn gemaakt in het Klimaatakkoord is een prestatie op zich. Particulieren kunnen binnenkort voor duurzame investeringen aan hun woning die zich binnen 10-15 jaar terugverdienen een gebouwgebonden lening afsluiten zónder kredietwaardigheidstoets. Dat laatste is belangrijk om ervoor te zorgen dat dit instrument juist ook voor mensen met een kleine portemonnee beschikbaar is. Dit klinkt baanbrekend, maar het aantal maatregelen met een terugverdientijd van 10-15 jaar is beperkt. In de werkelijkheid zullen dus vooral enkele basismaatregelen zoals vloer- en spouwmuurisolatie gestimuleerd worden en is het instrument zeker niet toereikend om volledig aardgasvrije woningen te realiseren. Als de terugverdientermijn kan worden opgerekt naar 30 jaar kan deze manier van financiering echt interessant worden. Zeker in combinatie met de stijging van de energiebelasting op aardgas zou dat ervoor kunnen zorgen dat particulieren op grote schaal – betaalbaar – de stap nemen naar aardgasvrij.
3. Creëer een wisselwerking tussen vraag een aanbod
Het staat duidelijk in het akkoord: er moet parallel gewerkt gaan worden aan de Transitievisie Warmte per gemeente en de Regionale Energiestrategie (RES). Dat is belangrijk, want hier komen vraag en aanbod samen. In de transitievisie warmte wordt per gemeente per wijk bepaald wanneer en op welke manier die aardgasvrij gaan worden. Maar voor een warmtenet, of een all-electric concept met een verzwaard elektriciteitsnet, moeten wel bronnen beschikbaar zijn. Bronnen als geothermie, zon of wind dienen op regionaal niveau ingepast te worden. Om spanning tussen plannen op gemeenteniveau te voorkomen is het daarom heel belangrijk om, tijdens het opstellen van de RES en de transitievisies warmte, continu te blijven afstemmen. Een wisselwerking tussen deze twee trajecten zorgt voor realistische plannen, die niet alleen gaan over het energievraagstuk maar ook over de ruimtelijke inpassing van deze transitie. Want dat vraagstuk is minstens zo ingewikkeld.
Voor gemeentes, corporaties en regio’s geldt: ga vooral aan de slag en werk naast alle “verplichte” onderdelen ook toe naar een gezamenlijke, programmatische aanpak. Want de warmtetransitie is een mega veranderproces dat staat of valt bij een goede organisatie. Bekijk hier het voorbeeld van Gemeente Nijmegen, waar wij tijdens het opstellen van de warmtevisie hebben toegewerkt naar een programma Nijmegen Aardgasvrij.