Maandag presenteerde het kabinet het Nationaal Groeifonds. Twintig miljard euro is er beschikbaar om te investeren in niet structurele zaken op het gebied van kennisontwikkeling, R&D innovatie en infrastructuur. De investeringen zijn nodig om economische groei te stimuleren en een financiële buffer aan te leggen voor economisch mindere tijden. En investeren in economische groei door te investeren in minder groei, minder mobiliteit, hoe zit dat? Adviseur Haye Bijlsma ziet alleen maar voordelen.
Economisch groeien door te investeren in groei, klinkt logisch toch? Maar het nadeel van investeren in méér capaciteit, zeker als het gaat om infrastructuur, is dat die extra capaciteit benut gaat worden. En dat het over een paar jaar wéér gaat jeuken om de portemonnee te trekken voor jawel, meer capaciteit. Zo doen we het al decennia lang met onze infrastructuur. Druk, drukker, drukst. Ga maar na: hoe meer en sneller mobiel internet er beschikbaar komt, hoe meer we gaan gebruiken. Voor elke extra fietsparkeerplek op een treinstation gaat een extra fietser met de trein. En voor elke kilometer meer asfalt staan we een kilometer méér in de file. Zoveel weten we inmiddels zeker.
Zoeken we economische voorspoed in een toename van het aantal files of het aantal klachten van ov-reizigersvereniging Rover? Klinkt niet erg logisch toch? Is het dan een gekke gedachte om óók te kunnen investeren in minder groei? Minder capaciteit? Wij denken van wel.
Investering op investering
De Mobiliteitsalliantie waar onder andere NS, de Fietsersbond en Bouwend Nederland lid van zijn pleit ervoor om het Groeifonds te benutten voor investeringen in een mobiliteitssysteem waarbij flexibiliteit, bewegingsvrijheid en de keuzevrijheid van de reiziger voorop staan. En daar kun je het niet mee oneens zijn.
Om de noodzaak voor dit soort investeringen kracht bij te zetten, worden rampscenario’s voorgeschoteld die je altijd hoort als het gaat om investeringen in infrastructuur: “Als we nu niets doen dan…” en “Het verkeerssysteem kan verdere groei niet meer aan” en “Filedruk wéér toegenomen, bereikbaarheid niet meer vanzelfsprekend”. Maar alle investeringen in meer capaciteit ten spijt, we blijven dus keer op keer horen dat meer investeringen nodig zijn, want anders…
Investeren in capaciteit helpt niet
Investeren in meer capaciteit op de weg, op het spoor en op het fietspad heeft kennelijk dus maar een beperkt effect op waar we denken op te sturen; bereikbaarheid en reistijd. De wet van BREVER verklaart dit. Deze ‘wet van behoud van reistijd en verplaatsingen’ laat zien dat onze reistijd al zo lang als we het meten ongeveer constant is. Gemiddeld vijf kwartier per dag. Het effect hiervan is dat als we door toename van capaciteit een kwartier sneller kunnen reizen, het gevolg is dat we een kwartier verder weg kunnen gaan wonen. En zo stel je dus meer mensen in staat dagelijks gebruik te maken van dezelfde infrastructuur en groeit het gebruik mee met de capaciteit.
Niet meer, maar minder mobiliteit
En investeren in economische groei door te investeren in minder mobiliteit, hoe zit dat dan?
Als er de afgelopen maanden op mobiliteitsvlak iets duidelijk is geworden, dan is het wel het feit dat er onwijs veel voordelen kleven aan thuiswerken. Niet méér maar minder mobiliteit. Een groot consultancybureau rekende ons vorige week voor dat als de helft van de werkende Nederlanders één dag thuis werkt ná corona, het de maatschappij zelfs bijna 4 miljard aan baten oplevert. Ten gunste van werkgevers, werknemers en publieke goederen. Daarnaast scheelt het 606 kiloton CO2-uitstoot door niet gereden woon-werkkilometers. De verdeling van die financiële baten is overigens niet heel eerlijk. Maar van de milieuvoordelen profiteert iedereen.
Winst zit in andere dingen
Maar meer euro’s of minder CO2-uitstoot is niet waar ik het de afgelopen tijd met mijn collega’s over had tijdens onze digitale koffiemomentjes. De echte winst zat ‘m voor de meeste mensen in hele andere dingen. De extreem blauwe luchten, de rust om je heen, de reistijd en files die als kiespijn gemist werden, straten die het domein van spelende kinderen werden, werken wanneer het jou uitkomt en vooral niet werken als het even niet uitkomt, aandacht en tijd voor dingen waar we blij van worden en veel meer bewegen/sporten… Weliswaar allemaal lastig te kwantificeren maar dát is waar voor velen vaak de winst lag. En veel werkenden zijn dan ook stellig als ze zeggen: “Ik ga nooit meer 5 dagen per week naar kantoor”.
Investeer in het omzeilen van reistijd
De reiziger die voorop staat in al die plannen, wil ook af en toe gewoon géén reiziger hoeven zijn. En dat betaald minder reizen zich uit in hele andere dingen dan euro’s en minder CO2-uitstoot. Het geeft ons tijd voor dingen waar we blij van worden. Hoe groot is daar de economische winst wel niet van?
Dus omzeil de wet van de reistijdconstante door te investeren in het omzeilen van reistijd. Biedt de flexibiliteit en maak de investeringen mogelijk om voor hen wiens werk dat toelaat minstens één dag per week thuis te werken. Focus dus op minder mobiliteit. En voor de rest op slimmer, duurzamer en kwalitatiever.

Wil je hier eens verder over praten? Neem gerust contact op met Haye (haye.bijlsma@overmorgen.nl)