Het lijkt misschien alsof alleen Brussel en Den Haag de beleidssleutels in handen hebben om de voedseltransitie verder op gang te helpen, maar om deze transitie te realiseren is er nog een overheid nodig: de gemeente. Om de nieuwe gemeentebesturen van Nederland een eindje op weg te helpen, zet dr. Lara Sibbing 8 punten op een rij waar je morgen al mee aan de slag kunt (of vandaag!).
De transitie naar een gezonder en duurzamer voedselsysteem is na twee jaar corona harder nodig dan ooit. Nederlanders zijn ongezonder gaan eten, de stikstofcrisis is nog steeds niet opgelost en corona maakte duidelijk hoe kwetsbaar ons voedsysteem is dat zo afhankelijk is van im- en export.
Gemeenten staan het dichtst bij hun inwoners en kunnen beleid op maat maken voor de plaatselijke context. Gelukkig biedt 2022 een mooie kans voor lokaal voedselbeleid: de gemeenteraadsverkiezingen. Voedselbeweging Slow Food deed al een voorzet voor voedsel in de verkiezingsprogramma’s.
Met deze 8 punten kunnen gemeenten die werk willen maken van de voedseltransitie direct aan de slag:
- Zet voedsel lokaal op de agenda
Zet de voedseltransitie op de agenda en ga ermee aan de slag in de nieuwe collegeperiode. Als gemeente ben je vrij om dat te doen. Elke gemeente kan zich inzetten voor die doelen die zij belangrijk vindt, volgens het zogeheten open huishoudingsprincipe dat we in Nederland kennen.
Neem bijvoorbeeld een paragraaf op over de voedseltransitie in je bestuursakkoord. Of stel een voedselagenda op, waarmee je inzet op het gezonder en duurzamer maken van het hele voedselsysteem – van boer tot bord. Zulke agenda’s zijn inmiddels online te vinden, bijvoorbeeld van Amsterdam, Wageningen, Leeuwarden en Groningen. - Gebruik een systeembril
Bekijk de voedseltransitie niet als een verzameling losse opgaven, maar pas een systeembenadering toe. Een gezonder en duurzamer voedselsysteem gaat namelijk niet over één probleem, zoals voedselverspilling of over een set van losse problemen. De voedseltransitie gaat over een hele serie aan opgaven die onderling met elkaar verbonden zijn als één systeem.
Denk aan het verkleinen van de milieufootprint van ons eten, het tegengaan van voedselverspilling of zorgen voor een eerlijke prijs voor de boer. De voedseltransitie gaat over veel verschillende beleidsterreinen, zoals economie, ruimte, gezondheid en klimaat. En dit geldt ook andersom.
Beleid voor beter voedsel is een sleutel om bij te dragen aan veel andere opgaven: volksgezondheid, klimaatadaptatie, de energietransitie en de lokale economie. Zo kan inzet op de eiwittransitie naar een meer plantaardige productie bijdragen aan het behoud van biodiversiteit als monoculturen van veevoer worden vervangen door strokenteelt voor groente-en fruitgewassen en voedselbossen. - Maak keuzes
Een systeemaanpak is niet hetzelfde als alles doen en alles tegelijkertijd doen. Maak keuzes en baken duidelijk af waar je wel en niet voor gaat in je voedselbeleid. Een systeemaanpak gaat uit van een samenhang tussen opgaves, maar omvat ook duidelijke politieke keuzes. Vaak interpreteren overheden de systeemaanpak als breed en abstract beleid en hebben ze als nevendoel dat iedereen het met het beleid eens is.
Maar beleid waar iedereen het mee eens is, is zwak beleid. Om een probleem op te lossen moet de bestaande situatie namelijk veranderen en daarvoor is doorgaans een koerswijziging nodig. Systeembeleid met een duidelijke politieke koers dus. Daarvoor moeten bestuurders de tijd de nemen voor inhoudelijke discussie met inwoners, raad, college en ambtenaren, terwijl zij tegelijkertijd hun verantwoordelijk om uiteindelijke keuzes te maken niet uit de weg mogen gaan.
- Maak je ambities concreet en begin klein
Maak je ambities concreet door ze te vertalen naar doelen, subdoelen en specifieke meetbare targets. De voedseltransitie is een grote opgave met vaak nog abstracte ambities. Die werken goed om de transitie te agenderen, maar niet om haar stap voor stap uit te voeren. Met concrete doelen versterk je abstracte ambities waar niemand op tegen kan zijn en die op meerdere manieren uitgelegd kunnen worden.
Almere stelde bijvoorbeeld als doel in haar programmaplan Gezonde Jeugd: ‘Alle Almeerse kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar ontbijten en krijgen om 10 uur een gezonde snack (fruit en water)’. Dat is een stuk concreter dan een abstract doel als ‘gezonde voedselomgeving’.
Begin vervolgens klein. Richt je bijvoorbeeld op één onderdeel van het voedselsysteem, zoals voedselonderwijs voor kinderen, minder voedselverspilling of een gezondere voedselomgeving. Zo realiseer je sneller en effectiever impact.
- Gebruik een mix van hard en zacht
Gebruik een gebalanceerde mix van zowel zachte als harde beleidsinstrumenten om je voedselbeleid uit te voeren. Om je doelen te bereiken heb je als gemeente verschillende beleidsinstrumenten tot je beschikking, zoals juridische, financiële en communicatieve instrumenten. Deze zijn in te delen in zacht (niet-dwingend) en hard (dwingend).
In lokaal voedselbeleid in Nederland zijn vooral de zachte instrumenten populair, zoals een informatiecampagne of een convenant. Maar voor echt effectief beleid moeten zachte instrumenten worden aangevuld met harde, dwingende beleidsinstrumenten, zoals regelgeving of een negatieve financiële prikkel. Zo ontstaat een gebalanceerde mix.
In zo’n mix kun je als gemeente bijvoorbeeld lobbyen voor wet- en regelgeving om het aantal fastfoodzaken te beperken, een subsidieregeling aanpassen om gezonde sportkantines te stimuleren, of een verordening aanpassen om reclame voor ongezond voedsel te ontmoedigen. Dat dit goed werkt, zie je bijvoorbeeld bij antirookbeleid, waar de overheid én inzet op voorlichting én op hulpprogramma’s voor stoppers én op hoge accijnzen én roken op bepaalde plekken verbiedt.
Meerdere gemeenten zetten naast zachte instrumenten al harde instrumenten in als het gaat om voedsel. Groningen en Zwolle legden de verkoop van ongezond voedsel in de buurt van scholen aan banden via hun standplaatsenbeleid. Amsterdam verbood reclame voor ongezonde voeding gericht op kinderen in metro’s en stations via de aanbesteding voor openbaar vervoersreclames.
- Zorg dat het geen eendagsvlieg wordt
Zorg dat de voedseltransitie als beleidsdoel structureel op de kaart blijft staan door het te borgen in je gemeentelijke organisatie. Zorg bijvoorbeeld voor beleidsmedewerkers, een strategie die officieel is vastgesteld met bijbehorend budget of introduceer de portefeuille van voedselwethouder.
De gemeentes Ede, Molenlanden en Wageningen hebben zelfs al een heuse voedselwethouder en meerdere gemeentes hebben een voedselprogramma ende metropoolregio Amsterdam een voedselraad.
Hoewel zulke innovaties in de organisatie helpen om voedsel op de agenda te houden, is het ook zaak om de gemeentelijke organisatie betrokken houden. Heb dus zowel aandacht voor de nieuwe opgave, maar zorg ook dat deze aansluit bij de bestaande organisatie. Op die manier voorkom je dat voedsel een eiland in de organisatie wordt. Dit kan bijvoorbeeld door een voedselteam uitsluitend te bemensen met ambtenaren die daarnaast in bestaande afdelingen blijven werken waar voedselopgaves uiteindelijk moeten landen of door hervormingen tijdelijk te maken en de daaropvolgende aansluiting met de lijnorganisatie van tevoren al te organiseren. Werk vervolgens niet alleen projectmatig, maar ook via strategische programmalijnen.
- Check of het werkt
Monitor en evalueer hoe het met je beleid gaat, zodat je weet wat wel en niet werkt en op tijd van koers kunt veranderen. Voor een succesvolle voedseltransitie wil je natuurlijk dat je beleid impact maakt. Maar hoe weet je of je beleid iets oplevert? Of dat het vooral bij goede bedoelingen blijft? Door je voedselbeleid lokaal te monitoren en evalueren. Daarbij kun je het beste uitgaan van twee dingen: een bestaand monitoringsraamwerk en jouw lokale context. Gebruik bijvoorbeeld het Milan Urban Food Policy Pact monitoringsraamwerk, kies daar 5 tot 10 indicatoren uit en pas ze aan aan de lokale context.
De gemeente Ede ontwikkelde op deze manier bijvoorbeeld een monitoringsdashboard waarin ze bijhoudt hoe het met haar voedselbeleid staat. Als je met elkaar bespreekt hoe je de vermindering van voedselverspilling in kaart gaat brengen, dwingt dit meteen om te bepalen wat je precies wil. Meten we voedselverspilling bij consumenten? Of bedrijven? Per jaar? Of per maand? Monitoring is dus niet alleen nodig om na te gaan of je beleid werkt, het kan ook helpen om je beleid aan te scherpen. Begin er dus meteen mee en wacht niet tot je al een jaar onderweg bent.

- Wees niet bang voor de koelkast
Wees ten slotte niet bang om als overheid te sturen op een gezonder en duurzamer voedselsysteem, de voedseltransitie vraagt om leiderschap. ‘Maar je moeten niet naast de koelkast willen gaan staan’, klinkt het vervolgens uit de koker van degenen die bang zijn voor te veel overheidsbemoeienis. Maar dat argument klopt niet. De overheid staat namelijk al lang naast onze koelkasten. En gelukkig maar, want daardoor is de inhoud van onze koelkasten zo veilig. Het controleren van voedselveiligheid is een belangrijke overheidstaak. Bovendien staat diezelfde overheid ook al lang naast de supermarkten, de restaurants en de akkers. Er is weinig in ons voedselsysteem dat niet beïnvloed wordt door overheidsbeleid.
De vraag is dus niet of je als overheid naast de koelkast (en de supermarkt, de restaurants en de akkers) moet staan, maar wat je daar doet. Het is hoog tijd dat gemeentebestuurders hun angst voor de koelkast aan de kant zetten en zich gaan afvragen: wát wil ik precies bereiken en hoe zet ik mijn leiderschap daarvoor in? Zo bond voormalig wethouder Sven de Lange, destijds in Rotterdam al de strijd met fastfoodketens aan en maakt wethouder Roelie Bosch zich in Almere hard voor meer lokale producten in de supermarkten. Zij namen hun verantwoordelijkheid. Dat heeft niks met betutteling te maken.
Na het lezen van deze 8 tips lijkt de voedseltransitie misschien een hele klus. Daarom nog één laatste bonustip: vergeet niet dat voedsel vooral ook vreugde, energie en verbinding brengt. Ga eens langs bij een boer, koop eens op de lokale markt en neem de tijd om te koken en te eten met je dierbaren. Eten is ten slotte bovenal iets om van te genieten.
Deze bijdrage is van dr. Lara Sibbing. Zij is zeflstandig beleidsadviseur Voedsel en werkt samen met de adviseurs van Over Morgen aan een toekomstbestendig voedselsysteem. Lees hier meer over wat Lara en Over Morgen voor jouw gemeente of organisatie kunnen betekenen. Heb je vragen hierover? Neem contact op met adviseur Lisa Olsthoorn.
