Eind juni werd ik op het congres van de Vereniging van Grondbedrijven getriggerd door spreker Henk Ovink van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu. Hij claimde dat we in Nederland het polderen verleerd zijn in ruimtelijke ontwikkeling. Ik heb even de tijd genomen om deze stellingname te laten bezinken, want met polderen denk ik in eerste instantie aan een oubollig model van ellenlange procedures en vergadersessies. Is een herkansing voor de principes uit dit ‘poldergedachtegoed’ de moeite waard? De financiële crisis benadrukt immers de omvang van de versplintering aan belangen en hun conflicten in de huidige praktijk van ruimtelijke ontwikkeling. Terwijl juist in crisistijd iedereen ‘water bij de wijn’ zal moeten doen ten faveure van het collectieve belang.

Van compromis naar conflict

Van oudsher heeft de gezamenlijke overlevingstrijd tegen het water model gestaan voor ons poldermodel met consensusgerichte besluitvorming. Waarom dit Rijnlandse model – ook wel de sociale verzorgingsstaat genoemd – succesvol was? Partijen die een rol hadden in de opgave probeerden tot harmonisatie van hun verschillende belangen te komen: een compromis. Wellicht ook wel een noodgedwongen samenwerking, omdat niet één partij of (maatschappelijke) stroming de meerderheid had. Korte termijn ‘winsten’ waren daarbij niet het primaire doel. Waar zij naar streefden was een stabiele en duurzame oplossing met een duidelijke rolverdeling tussen de partijen en een duidelijke eindverantwoordelijkheid voor de overheid.

Nadat er aanvankelijk (internationale) euforie bestond over dit besluitvormingsmodel eind vorige eeuw, is het woord polderen besmet geraakt de afgelopen 10 á 15 jaar. Polderen zou garant staan voor ondoorzichtigheid van besluitvorming en een gebrek aan daadkracht. De Nederlandse samenleving heeft zich in lijn met het Angelsaksische model inmiddels steeds meer los gemaakt van deze ‘topdown’ overheidsbenadering. De collectiviteit staat immers onder druk; zorg, sociale zekerheid, etc. Belangen zijn meer versplinterd geraakt, geheel in de trend van verdergaande individualisering. Een overgang naar verdeling van de welvaart, in plaats van de creatie daarvan.

Deze ‘poldercultuur’ heeft in de loop der jaren plaats gemaakt voor een onderhandelingspraktijk in ruimtelijke ontwikkeling waarin het vertrouwen in elkaar tot het nulpunt is gedaald. Het gaat vooral over het vermijden van risico’s en aansprakelijkheid, mede aangewakkerd door de economische crisis. Een soort conflictmodel waarbij het een continue strijd is tussen ‘eigen belangen’. Van overheden mag worden verwacht dat zij het collectieve belang vertegenwoordigen in ruimtelijke ontwikkeling. Zij vervallen echter met regelmaat in de houdgreep van het politiek-bestuurlijke (partij)belangenspel van de kortere termijn. Deze conflicterende belangen maken dat veel ruimtelijke projecten op dit moment niet van de grond komen.

Van conflict naar coalitie

Het groeiende besef dat de politiek, overheden, ontwikkelaars en corporaties het tegenwoordig steeds meer samen met elkaar en met de eindgebruiker moeten doen in ruimtelijke ontwikkeling, raakt eveneens in een versnelling door de crisis. Indien belangen blijven conflicteren ontbreekt de voortgang of afzet van projecten en daar is niemand bij gebaat. Deze nieuwe werkelijkheid maakt bijvoorbeeld dat de coalitievorming bij zogenaamde ‘nieuwe verdienmodellen‘ zich niet beperkt tot de doorgaans gebruikelijke actoren in ruimtelijke ontwikkeling. Doelgerichte coalities met bijvoorbeeld de energie- of zorgsector zijn steeds gebruikelijker. Men zoekt elkaar hierbij proactief op vanuit de inhoud en de complementariteit in de opgave. Het succes van deze coalities valt of staat mijns inziens met de wijze waarop zij in staat zijn om:

  • Met een inhoudelijke visie te inspireren en te verleiden door grenzen te verleggen.
  • Commitment en vertrouwen te organiseren door proactief en transparant te verbinden,
  • Vanuit een kritische grondhouding doortastend de opgave te lijf te gaan.

Ik meen dat de grote opgaven van nu voor Nederland die ook een ruimtelijke neerslag hebben – o.a. bevolkingskrimp, de duurzame energie transitie, economische concurrentiepositie – juist vragen om dergelijke doelgerichte coalities. Hiervoor kan het poldermodel inspireren, omdat dit het collectieve belang bij een stabiele en duurzame oplossing van deze opgaven benadrukt en dat hiervoor echt samen gewerkt moet worden. Het verleden moet echter weinig meer doen dan inspireren, want de geïndividualiseerde samenleving met een veelvoud aan belangen en de toenemende verjuridificering maken juist dat men schreeuwt om een procesversnelling in de ruimtelijke ontwikkeling. Laat dat nu precies hetgeen zijn wat het poldermodel niet voor elkaar krijgt.

Geen oude wijn in nieuwe zakken

Typisch dat de topmannen en -vrouwen van nu blijven dromen van de successen van weleer, terwijl de maatschappelijke context enorm veranderd is. Ik vraag mij daarom af of het raadzaam is om in deze nieuwe werkelijkheid geforceerd een achterhaald besluitvormingsmodel met een imagoprobleem opnieuw leven in te blazen. Als zij daar over gaan nadenken stel ik voor dat we – in de tussentijd meer grensverleggend, verbindend en doortastend gaan samenwerken. In elk geval in de ruimtelijke ontwikkelingspraktijk! Ik zoek u op, want hier wilt u vast en zeker onderdeel van uitmaken!

Gepubliceerd: 23-08-2012