Door de toenemende trends van verstedelijking en vergrijzing staat de leefbaarheid en (auto)bereikbaarheid van de stad steeds meer onder druk. De grote woningbouwopgave van het komende decennium is fors (700.000 tot 2030) en de wens is om deze opgave voor het grootste deel in de bestaande stad te realiseren. Die forse woningbouwopgave is niet te realiseren in gebiedsontwikkeling indien wordt vastgehouden aan meer traditionele benaderingen van mobiliteit. Het is zaak om werk te gaan maken van het concretiseren van duurzame mobiliteit in gebiedsontwikkelingsprojecten.
Een publieke en private worsteling
Vanuit de ambitie van het verduurzamen van mobiliteit (voorkomen, veranderen en verschonen) zijn de eisen en voorwaarden die gemeenten stellen, meestal weinig meer dan een parkeernorm voor auto’s. In de G4 worden inmiddels normeringen voor fietsparkeren gehanteerd, als wel eerste substitutiefactoren voor deelauto’s die zeer lage parkeereisen mogelijk maken. Een stap in de goede richting, maar dit gaat nog niet ver genoeg. Ondanks dit beiden te willen en kansen te zien, zie ik zowel de gemeente als ontwikkelaar worstelen bij de uitwerking én toetsing van nieuwe mobiliteit in ruimtelijke planvorming. Want wanneer is dit succesvol?
Enerzijds zie ik dat de gemeente onvoldoende in staat is om haar overkoepelende ambities en beleid op mobiliteit door te laten werken in deze gebiedsontwikkelingsprojecten. Die gaan namelijk verder dan een toekomstbestendige autoparkeervoorziening in het gebied, maar ook om ambities op luchtkwaliteit, klimaat en bereikbaarheid. Maar bijvoorbeeld ook concreet over het stimuleren van fiets(voorzieningen), schone bezorgdiensten, laadinfrastructuur en een goede OV-bereikbaarheid. Ik zie met regelmaat dat aan al deze onderwerpen nog geen concrete eisen zijn gesteld op gebiedsniveau. Zelf heb ik dat ook ervaren in de planontwikkeling van project Cartesiusdriehoek te Utrecht.
Anderzijds zie ik de gebiedsontwikkelaars nu worstelen, omdat zij ineens in staat worden geacht om deze gemeentelijke ambities dus zelf te vertalen naar concrete mobiliteitsoplossingen en beloftes op gebiedsniveau. Het is dus maar de vraag of de interpretatie van ontwikkelaars (per project verschillend) de samenhang tussen gemeentelijk beleid en de verzameling eigen projecten zou moeten borgen voor mobiliteit. Dat lijkt mij niet verstandig. Het stellen van concrete eisen is al langer gebruikelijk voor aanpalende domeinen zoals ruimtelijke kwaliteit (stedenbouwkundig programma van eisen). We zien het nu ook concreet worden bij energie alsook en ook (hetzij in mindere mate) bij circulariteit. Het is dus ook tijd om eisen op gebiedsniveau te gaan concretiseren voor mobiliteit.
Ga experimenteren en leren
De innovaties in slimme en schone mobiliteit volgen elkaar in rap tempo op en de toepasbaarheid lijkt veelvuldig, maar tegelijkertijd weten we van veel maatregelen nog onvoldoende wat daarvan het effect is. Mijn devies is om als gemeente te gaan experimenteren met het stellen van concretere eisen aan slimme en schone mobiliteit in gebiedsontwikkelingsprojecten. Idealiter al in de fase van visievorming of plandefinitie. Ondanks dat niet voor elk mobiliteitsaspect overkoepelend beleid aanwezig is, dienen we juist op projectniveau te gaan leren door te doen en te onderzoeken. Welke concrete eisen zou jij al mee willen geven aan een gebiedsontwikkeling als het gaat om slimme en schone mobiliteit?