Zaterdag schreef Martin Sommer een column in de Volkskrant over het gebrek aan dialoog met de burger rondom het plaatsen van windmolens. Afgezien van zijn terechte punt dat de dialoog met de burger beter kan, bekroop mij toch het gevoel dat hier zaken door elkaar worden gehaald, die in het debat rondom een klimaatneutraal Nederland vaker door elkaar worden gehaald. Namelijk het op één lijn zetten van verduurzaming van de elektriciteitsproductie en de verduurzaming van de warmtevoorziening. Terwijl dit toch echt andere transities zijn, met een eigen dynamiek en uitdagingen.
Martin Sommer claimt in zijn stuk dat er 20.000 windmolens bij zouden komen als we het Groningse gas naar nul willen brengen. Maar ongeveer de helft van het Groningse gas wordt helemaal niet gebruikt voor elektriciteitsproductie. Dit Gronings gas wordt gebruikt om onze huizen, kantoren, winkels en kassen te verwarmen. En met 20.000 extra windmolens verwarm je geen huizen! Daar zijn andere alternatieven voor nodig.
Waar Sommer wel een punt heeft is dat de dialoog met de burger veel beter kan. Zeker op het gebied van alternatieven voor het Groningse gas. Want die zijn er. Ze worden alleen nog maar op heel kleine schaal toegepast. Huizen kunnen verwarmd worden met restwarmte uit de industrie of uit afvalwater, met duurzame warmte uit de bodem of met warmtepompen die draaien op zonnepanelen. In de procesindustrie, met een grote concentratie in het Botlekgebied in Rotterdam, “verdampt” nu veel restwarmte, terwijl deze technisch gezien gemakkelijk gebruikt kan worden als alternatief voor gas.
Alternatieven voor verwarmen
Maar Nederland is een gas land en de infrastructuur om onze huizen te verwarmen is voor het overgrote deel gebaseerd op gas. Om de overstap te maken naar alternatieven voor gas zijn hoge investeringen nodig in nieuwe infrastructuur. En die zijn vaak niet rendabel, omdat het alternatief – verwarmen met gas via bestaande infrastructuur – domweg te goedkoop is. Dit levert de paradoxale situatie op dat er nog steeds nieuwbouw wijken op gas worden aangesloten, en dat er geïnvesteerd wordt in het vervangen van bestaande gasnetten. Terwijl iedereen weet dat we op termijn naar een andere manier van verwarmen moeten. Dan is het domste wat je kan doen investeren in nieuwe gas infrastructuur die nog 20-30 jaar nodig heeft om afgeschreven te worden.
Vanzelf gaat het echter niet, deze transitie om van het gas los te komen. Het is daarom belangrijk dat op alle niveaus de overheid het voortouw neemt. Op nationaal niveau kan wat gedaan worden aan de business case: maak gas duurder en alternatieven voor gas daardoor aantrekkelijker. Met het nieuwe belastingstelsel is daarvoor de eerste stap gezet. Belasting op gas is verhoogd en de belasting op elektriciteit juist verlaagd. Op lokaal niveau kunnen gemeenten warmtevisies ontwikkelen, waarbij ze aangeven welke wijken op termijn van het gas los komen. Zodat iedereen, projectontwikkelaars, netbeheerders, woningbouwcorporaties en bedrijven hiermee rekening kunnen houden bij hun investeringen.
Dialoog met de burger
En juist hier liggen kansen voor de dialoog met de burger. Ontwikkel de warmtevisie in een warmtedialoog. Breng in kaart waar de mogelijkheden liggen om van het gas af te komen, en breng partijen bij elkaar. Bedenk samen welke wijken geschikt zijn voor stadsverwarming, of voor all electric oplossingen of voor groen gas. Maar geef ook richting en spreek uit dat we van het gas los moeten. Dan weet iedereen wat de randvoorwaarden zijn. Want alleen dan kan een dialoog slagen: geef aan wat de stip op de horizon is, en bedenk samen de route ernaartoe.
Zo komen we hopelijk samen van het gas los, en kunnen we de kraan in Groningen in ieder geval vast voor de helft dichtdraaien, zonder de 20.000 extra windmolens van Martin Sommer.