2016 wordt het jaar van de warmtewende. Er wordt momenteel volop gediscussieerd over warmte en het uitfaseren van aardgas in de gebouwde omgeving. Elke week kan men wel naar een bijeenkomst of congres om te filosoferen wat er allemaal nodig is om van gas los te komen. Rijksoverheid, provincies en verschillende gemeenten zijn druk bezig met warmte en dat móet haast wel tot resultaten leiden dit jaar. Alleen de burger weet nog vaak niet wat er allemaal staat te gebeuren. Maar ook dat gaat snel veranderen.
Dat we van aardgas af moeten als verwarmingsbron in onze woningen en bedrijven is inmiddels doorgedrongen bij veel beleidmakers. Er zijn allerlei redenen voor: om aardgasbevingen in Groningen te voorkomen, om minder afhankelijk te zijn van landen als Rusland en om te voorkomen dat het klimaat verder opwarmt. Daar komt nog een vierde reden bij. De aardgasnetten die in de jaren 60/70 zijn aangelegd zijn langzaam aan vervanging toe. Het is niet te verantwoorden dat deze worden vervangen met de wetenschap dat aardgas binnen de afschrijftermijn van de nieuwe netten op raakt of niet meer wenselijk is. Dat is een desinvestering voor de samenleving en dat beseffen de netbeheerders ook. Liander zocht dan ook nadrukkelijk de publiciteit met hun stelling dat de cv-ketel en het gasfornuis rijp zijn voor het museum.
Verantwoordelijkheid
Op verschillende niveaus wordt nu nagedacht over aardgasloze wijken; wijken waar binnen afzienbare tijd het aardgasnetwerk niet wordt vervangen en waar woning- en pandeigenaren dus op zoek moeten naar een alternatieve warmtevoorziening. Daar zijn grofweg drie smaken in: all electric (vergaande isolatie in combinatie met warmtepomp en zonnepanelen), groengas en warmtenetten. Er wordt echter geworsteld met de vraag wat ieders verantwoordelijkheid in deze moet zijn. Wie moet nu wat doen?
Het Rijk is de aangewezen overheidslaag om algemene besluiten te nemen over de uitfasering van aardgas in de gebouwde omgeving. De Rijksoverheid doet er goed aan een einddatum vast te stellen voor aardgas als warmtevoorziening in gebouwen. Dat zou bijvoorbeeld 2035 kunnen zijn. Zonder dat signaal en einddatum uit Den Haag bewegen corporaties, bedrijven en particulieren niet of amper. Verder moet het Rijk komen met een onmiddellijk verbod op de aanleg van nieuwe gasnetten in nieuwbouwwijken. Het is absurd dat die nog worden aangelegd terwijl alles erop gericht is om te stoppen met aardgas. Ook het aansluitrecht voor aardgas moet zo snel mogelijk uit de wetgeving. Bovenal zal het Rijk de kaders voor warmte moeten verbeteren zodat warmte een aantrekkelijk alternatief wordt voor consumenten. Dat betekent onder andere dat de kosten voor warmtenetten omlaag moeten (door de kosten te socialiseren zoals bij aardgas- en elektriciteitsnetten), dat de belasting op gas moet worden verhoogd en tegelijkertijd die op elektriciteit moet worden verlaagd, wat ook gunstig is voor isolatiemaatregelen en all electric concepten.
Provincies zijn verder aan zet om warmteplannen te maken zoals is afgesproken in het energieakkoord. Wat mij betreft kunnen provincies drie zaken oppakken. Ten eerste kunnen de provincies de gemeenten helpen met warmtetransitieplannen. Zo begint zo’n traject met een inventarisatie van mogelijke warmtebronnen en andere verduurzamingsmogelijkheden binnen de gemeente: de juiste oplossing op de juiste plek. Over Morgen heeft reeds voor tientallen gemeenten zogeheten warmte-koude atlassen gemaakt en gemeenten begeleid met een interactief proces met burgers om te komen tot alternatieve warmtevoorzieningen. Provincies kunnen dus hun gemeenten (financieel) stimuleren om dit soort inventarisaties te maken en processen te starten.
Daarnaast kunnen provincies een rol vervullen bij gemeente overstijgende warmtenetten. Zo hebben Noord- en Zuid-Holland de regie genomen bij de realisatie van robuuste regionale warmtenetten. Ook in Gelderland en Limburg zijn er kansen voor regionale netten. Daarnaast kunnen provincies zaken oppakken die vaak te ingewikkeld zijn voor gemeenten, zoals geothermie, groengas, innovaties als hoge temperatuur opslag, power to heat/gas en de grootschalige uitrol van nul-op-de-meter (NOM) concepten.
Tot slot zijn de gemeenten bij uitstek de aangewezen overheden om uiteindelijk te komen tot een concrete aanpak. Een warmtetransitieplan, gebaseerd op een goede inventarisatie (warmte-koude atlas), is dan een goed begin. Vervolgens kunnen wijken worden aangewezen die als eerste aan de beurt zijn voor een ‘extreme heat makeover’ met warmte of all electric oplossingen. De gemeente trekt dan met netbeheerder, warmtebedrijf en bouwbedrijven de wijk in om mensen te informeren, te stimuleren en te ontzorgen. Dit mag niet worden onderschat; zo’n operatie kan worden vergeleken met de stedelijke vernieuwing uit de jaren negentig of zelfs met de wederopbouwperiode.
Overschatten
De gemiddelde burger weet nog niet wat er boven zijn of haar hoofd hangt. Uit onderzoek blijkt dat mensen het aandeel duurzame energie grof overschatten (40% versus daadwerkelijk 5,5%) en daarbij vrijwel niet aan aardgas of warmte denken. Men moet dus van ver komen. Met verschillende partners wordt momenteel gewerkt aan een campagne Van Gas Los om mensen bewust te maken van de aanstaande warmterevolutie. Daarover echter later meer.
Jan van der Meer; voor Over Morgen werkzaam bij de Amsterdam Economic Board als de warmteregisseur van de Metropoolregio Amsterdam.