De omvang en complexiteit van de energietransitie begint nu echt door te dringen. Twee jaar geleden moest ik mijn presentaties nog beginnen met plaatjes van een ijsbeer op een eenzame ijsschots, een boos kijkende Poetin en protesterende Groningers om tijdens raadsvergaderingen of op bewonersavonden de urgentie aan te wakkeren. Hoe anders is dat vandaag de dag. Dat we flink aan de bak moeten staat buiten kijf, maar de hamvraag op dit moment is vooral hoe dan?
Want waar zetten we al die windmolens, zonnevelden en duurzame warmtebronnen neer? Het wordt langzaamaan duidelijk dat de transitie van fossiele naar duurzame, hernieuwbare energie zorgt voor hele grote veranderingen in onze fysieke leefomgeving. Het is nu al een flinke uitdaging, maar we hebben pas net de eerste stapjes gezet. Zowel boven als onder de grond moet de komende 30 jaar op zorgvuldige wijze plek worden gemaakt voor nieuwe energiebronnen, nieuwe infrastructuur en opslagmogelijkheden. Dat wordt ontzettend spannend en ingewikkeld, maar we gaan het wel doen.
Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan het Klimaatakkoord. Eén van de belangrijkste afspraken daarin is dat overal in het land Regionale Energie Strategieën (RES) gemaakt gaan worden. Elke regio brengt daarmee, samen met de belangrijkste stakeholders en de samenleving, in kaart welke energiedoelstellingen ze zal halen, op welke termijn en op welke manier.
In essentie komt het er eigenlijk op neer dat we met elkaar concrete plekken gaan aanwijzen om alle benodigde nieuwe energiebronnen en -infrastructuur op een goede manier in te passen en te realiseren. Wij werken op veel plekken in het land aan deze energiestrategieën en ik deel graag een aantal ervaringen.
Zorg dat de basis op orde is
We weten in Nederland vandaag de dag al heel veel over ruimtelijke restricties, opgaven en andere functies in een gebied; zowel boven- als ondergronds. We weten waar Natura2000 gebieden of UNESCO werelderfgoed ligt. Ook is bekend waar belemmeringen gelden vanwege veiligheid of geluid. En in een gezamenlijk proces haal je vrij eenvoudig op welke belangrijke opgaven nog meer spelen. De ruimte is schaars en er zijn vele lokale en nationale belangen. Denk bij lokale belangen dan aan de woningbouwopgave, infrastructuur en NNN gebieden. Maar ook op nationaal level zoals Deltaplan Biodiversiteit, Transitie van de landbouw, klimaatadaptatie, etc. Breng al die informatie zorgvuldig in kaart. Daarmee creëer je een gemeenschappelijke basis en kun je de moeilijke gesprekken over de inpassing van de energietransitie vanuit de feiten voeren en draagvlak vergroten.
Misschien nog wel belangrijker is dat je vooral moet zorgen dat je met al die data nuttige analyses kan doen om je proces inhoud te geven en vooruit te helpen. Het verzamelen van data is in veel gevallen niet zo’n kunst. Het stellen van de juiste vragen op het juiste moment wel.
Wees niet alleen technisch
Om de energietransitie goed in ons landschap te laden, moet je verder kijken dan techniek. Het draait ook om landschappelijke waarden, ruimtelijke kwaliteit, identiteit en beleving. Geef die elementen dus zorgvuldig een plek in je proces en combineer dat met de technische inzichten over de energietransitie. Wij werken dan ook vaak samen met landschapsarchitecten, zodat we starten vanuit het landschap zelf en zoeken naar slimme koppelingen. Bedenk je wel dat je waarschijnlijk aan bestaand beleid gaat tornen. Dat hoeft niet erg te zijn, maar doe dat wel zorgvuldig en goed onderbouwd, want huidige restricties zijn er niet voor niets. Het helpt wanneer je redeneert vanuit gebiedsdoelen en (gewenste) kwaliteiten.
Spreek van tevoren met elkaar energie- en ontwerpprincipes af
Het blijft altijd een nuttige en leuke oefening om met elkaar op kaart fictieve windmolens en zonnevelden neer te leggen. Daar is niets mis mee, maar al snel wordt dat echter een welles-nietes discussie over waar het allemaal niet kan of dat het niet zo’n vaart zal lopen, omdat waterstof alle problemen gaat oplossen. We vergeten dan het grotere verhaal en de rode draad van het landschap en de transitie.
Zoek daarom eerst uit wat dat gebiedsnarratief precies is en welke principes daaraan ten grondslag liggen. Uit welke kenmerkende landschapstypen bestaat het gebied? Misschien zijn dat wel droogmakerijen afgewisseld met veenweidegebieden waarbij je juist grootschalig kan inzetten in de droogmakerijen en kleinschalig in de veenweidegebieden. Die kennen hun eigen verhaal (genius loci) geworteld in hun wordingsgeschiedenis en herkenbaar aan een specifieke ruimtelijke karakteristieken. Bepaal eerst samen hoe je vind dat de energietransitie daarbij past of zelfs de landschappelijke gebiedskenmerken kan versterken. Lenen de grote vlakken en lijnen zoals verkavelingen zich juist voor grootschaligheid van opwek of sluiten we kleinschalig aan bij de bestaande boerderijen langs de dijk?
Daarbij kan de energietransitie worden gekoppeld aan bijvoorbeeld de bodemdalingproblematiek in de veenweide gebieden. Kan je bijvoorbeeld lokaal het waterpeil verhogen gecombineerd met (drijvende) zonneparken om bodemdaling tegen te gaan?
Datzelfde geldt voor de technische kant van de transitie. We moeten met elkaar een bepaalde doelstelling zien te halen, maar welke toekomstige energiemix past bij de regio? En welke principes hanteren we om die te bepalen? Rekenen we bijvoorbeeld alleen met biomassa en biogas beschikbaar in de regio of ook van elders uit het land? En wekken we de benodigde elektriciteit voor de productie van hernieuwbaar gas in eigen gebied op of halen we dat van windmolens op de Noordzee? Er is niet één juist antwoord. Belangrijker is dat de gehanteerde principes transparant zijn en je daar met elkaar keuzes in hebt gemaakt. Het werkt vaak goed om vanuit verschillende scenario’s te redeneren en gedurende je proces te onderzoeken hoe elk scenario in het landschap is te laden.
Bestudeer dus eerst energie- en ontwerpprincipes af voordat je met elkaar aan de slag gaat met de verdere ontwerpstudie die je met stakeholders en de samenleving gaat uitvoeren. Dat geeft een toch al complex proces de benodigde richting en kaders om echt tot resultaat te komen.
Deze blog schreef Coen Bernoster met Arjen Spijkerman van HNS geschreven.
Een duurzame inrichting van onze leefwereld kan alleen als we aandacht hebben voor de boven- én ondergrond. Nu is de bodem te vaak het ondergeschoven kindje. Wij vinden dat er meer aandacht moet zijn in ruimtelijke projecten voor de bodem en de inrichting van de ondergrond. Hoe? Bekijk onze video’s over het thema #pasopdebodem op ons YouTube kanaal. #pasopdebodem