De Omgevingswet. Bejubeld door vriend en vijand om z’n nieuwe denken over de rol van inwoners, overheid en bedrijfsleven. We gaan meemaken met de vaststelling van de zogenaamde AMvB’s later dit jaar in de 2e Kamer of iedereen vasthoudt aan de oorspronkelijke bedoelingen van de Omgevingswet. Want overheden ‘in het veld’ zijn een jaar verder met de implementatie en een deel houdt vast aan ‘de idealistische doelstellingen’. Een ander deel ziet de implementatie helaas nog als een instrumenteel en technocratisch veranderproces.
Tijd dus om nogmaals de bedoeling van de Omgevingswet te benadrukken. Want het breder perspectief inspireert mij ‘om elke dag opnieuw te kijken’. Het gaat om de mensen die van ruimte gebruik maken, die het voor het zeggen moeten hebben en niet om de regels en procedures. In ons vak moeten wij dit perspectief nooit meer vergeten.
Waar zijn we begonnen?
Dat perspectief gaat over een beschrijving hoe de ruimtelijke ontwikkeling zich in Nederland heeft ontwikkeld sinds de Tweede Wereldoorlog. Niet geheel toevallig is dat een beschouwing die 2e Kamerlid Hayke Veldman ook gebruikt heeft in z’n speech tijdens de behandeling van de Omgevingswet in de Tweede Kamer. De ruimtelijke ontwikkeling in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog tot nu laat zich beschrijven in drie verschillende perioden. Van wederopbouw, naar Deltawerken naar bureaucratie.
De eerste periode is de vastberadenheid en absolute noodzaak van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog. Basisvoorzieningen als huisvesting, infrastructuur en energievoorzieningen waren keihard nodig. De ingenieurs en planners konden daarin voorzien. Vraag een professional uit die tijd wat zijn drijfveer was en het antwoord is: “Het nieuwe geluk van een gezin na jaren van oorlog door ze in huisvesting te voorzien, is onbetaalbaar!”
De tweede periode, na de watersnoodramp, begon met de Deltawerken. Hoe beschermen we ons tegen het water en voorkomen we nog zo’n tragische ramp? Nieuwe technieken werden toegepast en de resultaten kennen we. Lees de kranten er uit die tijd maar op na, vraag een plannenmaker of een bestuurder uit die tijd hoe die zich voelt en de euforie gaat over het overwinnen van de natuurelementen.
Jaren van obstakels
De laatste stap is ingezet vanaf de jaren 80. De opkomende welvaart zorgt ervoor dat we normen voor gezondheid en veiligheid van de mens en later ook die van flora en fauna aan de lopende band in wetgeving opnemen. Eerst nationaal en daarna Europees. Daar is op niets mis mee, maar het wordt allemaal wel erg luxe en tegelijkertijd heel erg ingewikkeld. Vraag nu een plannenmaker maar eens waar hij trots op is, als er een weg, een wijk of een centrum is opgeleverd. Hij zal zeggen: “We hebben jaren van procedures, tegenstand, regelgeving en andere obstakels overwonnen en het is ons gelukt: we zijn eindelijk aan het bouwen!” Geen woord over of de ontwikkeling mooi, goed of gewenst is. Dat is een trieste constatering.
Een fantastisch plekje
En dat is nu de essentie van de nieuwe Omgevingswet: de plek buiten staat centraal! Ik zou zo graag zien dat iedereen (inwoner, bedrijf of overheid) als antwoord geeft op de vraag waar hij of zij trots op is na voltooiing van een project: “We hebben met betrokkenen en andere belanghebbenden hier een fantastisch mooi plekje in Nederland gecreëerd. Een plek waar gebruikers zich verantwoordelijk voor voelen en onderdeel van zijn. Een plek die nog jaren van grote betekenis gaat zijn voor de mensen die hier wonen, werk en leven”.
Bovenstaande perspectief leert mij telkens dat we echt voor een grote verbetering staan en die kans moeten grijpen met elkaar. De Omgevingswet schept daar slechts de voorwaarden voor. De mensen die – vanuit welke rol dan ook – bezig zijn met de leefomgeving geven de doorslag: stel de plek centraal en ga op zoek naar wat mooi, goed en gewenst is. Moelijker is het niet.