“Wat doe ik mezelf toch aan?” Dat vraag ik mezelf de laatste tijd regelmatig af. Met een complete renovatie van onze nieuwe woning, topdrukte op kantoor en nauwelijks tijd voor vrouw en kinderen, zat ik laatst toch aan de andere kant van de wereld. In de snerpende koude van Boston. En waarom? Ja, waarom eigenlijk?
Vooral was ik daar om te kijken hoe we een bedrijf kunnen opzetten om duurzame Nederlandse technologie in Amerika toe te passen. Die zoektocht leidde me eerder vorig jaar al naar een snikheet New York. Tijdens die reis kwam ik in gesprek met een Amerikaan over warmte en koude opslag in de bodem. In Nederland gemeengoed, want lekker energie-efficiënt, maar in New York en omstreken totaal niet bekend.
Nu is het zo dat 75% van het energiegebruik in New York voor de verwarming en koeling van gebouwen gebruikt wordt. Efficiënter omgaan met energie voor gebouwen is dan ook een zeer relevant thema voor onze verre westerburen. En hoewel ze recent voor 100 jaar nieuwe olie en gasvoorraden vonden, snappen zelfs Amerikanen dat ze niet tot in de eeuwigheid olie en gas kunnen blijven stoken. New York heeft kort geleden zelfs aangekondigd in 2050 80% minder CO2 uit te willen stoten. De meest ambitieuze doelstelling ter wereld, voor een stad van die omvang.
Op bezoek bij gemeentes, kennisinstellingen en ontwikkelaars in New York, Boston en Baltimore blijkt echter dat energiegebruik in de huidige situatie nog nauwelijks een thema is.
Amerikaanse gebouwen zijn nauwelijks geïsoleerd. Veel panden zijn gemaakt van hout, met tussen de houten panelen een dun laagje piepschuim en ramen van enkel glas. In die gebouwen vaak elektrische luchtbehandelingskasten in de wand, die energie-inefficiënt verwarmen en koelen, een hels kabaal maken en ongezonde luchtstromen in de woning veroorzaken.
Wolkenkrabbers in NY worden verwarmd met stoom, wat na gebruik zo in het riool gedumpt wordt. De stoom is dan nog zo heet dat de riolen gekoeld moeten worden met stikstof om “ontploffingsgevaar” te voorkomen. Een ongelofelijke verkwisting van energie in onze Nederlandse ogen.
In de gesprekken met Amerikaanse partijen blijkt dat ze zeer geïnteresseerd zijn in onze Nederlandse aanpak. Gemeenten vinden het interessant hoe wij vanuit de overheid met open data en ICT systemen bepalen hoe we de aankomende decennia onze warmte- en koude voorziening verduurzamen. Gebouwontwikkelaars smullen van de toepassing van “open” warmte koude opslag systemen in de bodem. Systemen die aan de oostkust totaal niet toegepast worden, maar wel kunnen leiden tot kostenbesparing en verhoging van het comfort.
Kortom, ik zat niet voor niets aan de Oostkust. De noodzaak voor energiebesparing lijkt steeds meer post te vatten in Amerika en de Amerikanen lopen steeds warmer voor duurzame techniek. Er lijkt een nieuwe “businessopportunity” te ontstaan voor Nederlandse bedrijven. Bovenal zijn we het ook aan onze stand verplicht om technologie die bij ons goed werkt, met anderen te delen. Vooral als we de aarde daar een beetje schoner mee kunnen maken.